Nienke Steenbeek (koorlid – alt)

Mijn liefdesaffaire met de Matthäus Passion is begonnen in mijn late tienerjaren. Toen ik een jaar of achttien was, kocht ik een een uitvoering van de Matthäus door de Berliner Philharmoniker o.l.v. Herbert von Karajan. Een bruin gekleurde cassette met 4 LP’s, die ik jarenlang gekoesterd en grijsgedraaid heb op mijn studentenkamertje.

Favoriete stukken waren het openingskoor, het slotkoor, en, hoe kan het ook anders: het Erbarme Dich. Die aria stond juist aan het begin van een kant van een LP, dus was heel gemakkelijk te vinden en die heb ik daardoor extra vaak beluisterd.
Deze uitvoering is erg gedragen, langzaam, romantisch. Het werk overweldigde én fascineerde me. Wonderbaarlijk: nu eens een stuk gezongen Bijbeltekst, dan weer een aria, een koraal… Die laatste waren me bekend uit mijn hervormde achtergrond, maar als geheel bleef ik het een ondoorgrondelijk werk vinden.
Totdat ik op een goede dag in een antiquariaat een boekje op de kop tikte getiteld: ‘De Matthäus-Passion van Bach, met inleiding en muzikale toelichting door O. de Moor’. In slechts 80 pagina’s slaagt O. de Moor erin om het werk te duiden: de symboliek, het gebruik (of juist niet gebruik) van bepaalde instrumenten, de dubbelkorigheid, de tekst van Picander etc etc.  Door het lezen van dit boekje vielen de schellen me van de ogen en ging het stuk veel meer voor me leven. Een voorbeeld: de evangelist wordt ondersteund door een basso continuo van klavecimbel of orgel, met één of twee celli. Maar als Jezus’ woorden klinken, wordt de basso continuo versterkt door strijkinstrumenten, die een zekere wijding aan Jezus’ woorden geven, als een soort muzikale stralenkrans.

Na mijn studie heb ik ruim twintig jaar in het buitenland gewoond, in Engeland en België (Brussel). De Matthäus Passion is in die landen veel minder populair dan in Nederland en raakte ook bij mij enigszins buiten beeld. Maar toen ik in 2007 in Nederland terugkwam bleek er inmiddels een soort nationale hysterie rond Bachs meesterwerk te heersen, die elk voorjaar weer de kop opstak.

Mijn grote droom was al jarenlang: ooit eens mee te zingen in het koor van de Matthäus.
En in 2015 is die droom werkelijkheid geworden. In dat jaar ben ik lid geworden van ons koor, met als specifiek doel: meezingen in de Matthäus. Wat een gelukkig toeval dat ik kon instromen in een koor dat het werk al zo goed kent!

Ik had altijd in de veronderstelling geleefd dat het ongelofelijk moeilijk zou zijn om dit werk te zingen, en eigenlijk alleen weggelegd voor zeer goede zangers. Mijn eerste keer, in 2015 (de laatste uitvoering in de Ter Coulster kerk), vond ik het inderdaad niet gemakkelijk. Maar wel g e w e l d i g!

En: het lijkt elk jaar mooier te worden, want er is nog steeds zoveel nieuws te ontdekken.

Zo viel het me pas onlangs op, in het openingskoor, dat de prachtige melodielijn van de alt op het woord “klagen” op het eind herhaald wordt op het woord “tragen”. Van klagen naar tragen. Ongetwijfeld bewust zo bedoeld door Bach en zijn tekstschrijver.

Zo hoop ik de komende jaren nog veel meer parels te ontdekken in de wonderschone Matthäus.